Iedereen heeft te maken met geld, werk, prijzen en inkomen. Maar er is ook een groter geheel. Dat noemen we de economie van een land. Als we niet alleen naar één persoon of bedrijf kijken, maar naar het geheel van een land of zelfs de wereld, dan gaat het over macro-economie. Het is een manier om te kijken hoe een land financieel functioneert. Door macro-economie te bestuderen, begrijpen we beter waarom er werkloosheid is, waarom de prijzen stijgen of dalen, en wat de overheid probeert te doen met haar beleid.
Wat het verschil is tussen micro-economie en macro-economie
Bij micro-economie kijk je naar kleine onderdelen van de economie. Dat zijn bijvoorbeeld een gezin, een winkel of een fabriek. Je kijkt naar keuzes die mensen of bedrijven maken. Denk aan hoeveel een product kost of hoeveel iemand wil betalen. Bij macro-economie kijk je naar het geheel. Je bestudeert hoe alle bedrijven, mensen en de overheid samen invloed hebben op het land. Je kijkt naar de werkloosheid in het land, naar hoeveel geld mensen gemiddeld verdienen of hoeveel er wordt geproduceerd. Ook bestudeer je hoe geld beweegt tussen landen. Het gaat dus over grote lijnen en lange termijn.
Hoe het bruto binnenlands product wordt gebruikt
Een belangrijk woord binnen macro-economie is het bruto binnenlands product. Veel mensen zeggen ook: het bbp. Dat is de waarde van alle producten en diensten die in een land worden gemaakt in één jaar. Als een land veel produceert en mensen verdienen goed, dan stijgt het bbp. Als er weinig wordt gemaakt of verkocht, daalt het bbp. Het bbp laat zien hoe goed een land het doet op economisch gebied. Als het bbp groeit, zegt men dat het goed gaat met de economie. Dan zijn er vaak meer banen en verdienen mensen meer geld. Als het bbp daalt, gaat het slechter. Dan nemen bedrijven soms mensen minder snel aan of ontslaan ze juist personeel.
Wat inflatie betekent voor de economie
Inflatie betekent dat prijzen langzaam omhoog gaan. Een brood dat dit jaar twee euro kost, kan volgend jaar twee euro twintig kosten. Een beetje inflatie is normaal. Het hoort bij een groeiende economie. Maar als de prijzen te snel stijgen, wordt alles duurder en krijgen mensen minder voor hun geld. Overheden en centrale banken proberen inflatie te beheersen. Ze willen niet dat het te snel gaat. Ze gebruiken bijvoorbeeld rente om invloed te hebben op hoeveel mensen lenen of uitgeven. Als de rente omhoog gaat, lenen mensen minder snel geld. Dan geven ze minder uit, waardoor de prijzen minder snel stijgen.
Waarom werkloosheid een groot onderwerp is
Als mensen geen werk hebben, kunnen ze geen geld verdienen. Dat heeft gevolgen voor henzelf, maar ook voor de economie. Want mensen die geen geld verdienen, kunnen ook minder kopen. Bedrijven verkopen dan minder en groeien minder snel. Daarom wordt werkloosheid goed in de gaten gehouden. De overheid probeert werkloosheid te verlagen door bedrijven te steunen of mensen aan werk te helpen. Soms worden er banen gecreëerd in de bouw of bij de overheid. Ook wordt er gekeken naar opleidingen. Als mensen nieuwe vaardigheden leren, maken ze meer kans op werk. Zo helpt de overheid mee om de economie weer sterker te maken.
Hoe de overheid invloed heeft op de economie
De overheid speelt een grote rol in de economie van een land. Ze bepaalt bijvoorbeeld hoeveel belasting mensen betalen en waar dat geld naartoe gaat. Denk aan wegen, scholen, ziekenhuizen of uitkeringen. Als de overheid veel uitgeeft, helpt dat de economie groeien. Mensen en bedrijven krijgen dan meer geld te besteden. Soms kiest de overheid juist voor minder uitgaven. Bijvoorbeeld als er veel schulden zijn of als de inflatie te hoog wordt. Door minder geld uit te geven, probeert de overheid de economie rustiger te maken. Het vinden van de juiste balans is lastig. Te veel bezuinigen kan zorgen voor minder groei. Te veel uitgeven kan zorgen voor hoge schulden.
Wat handel met andere landen betekent
Landen handelen met elkaar. Ze kopen en verkopen producten over de grens. Dat heet internationale handel. Nederland verkoopt bijvoorbeeld bloemen, kaas en machines aan andere landen. En we kopen kleding, auto’s en elektronica uit het buitenland. Die handel is belangrijk voor de economie. Als een land veel meer verkoopt dan het koopt, noemen we dat een handelsoverschot. Als het andersom is, heet dat een handelstekort. Beide kunnen invloed hebben op de economie. Ook afspraken tussen landen spelen mee. Denk aan handel zonder invoerbelasting of samenwerking binnen een unie zoals de Europese Unie.
Waarom centrale banken een rol spelen in macro-economie
Een centrale bank houdt toezicht op het geld in een land of groep landen. In Europa is dat de Europese Centrale Bank. Zij letten op inflatie en proberen de waarde van het geld stabiel te houden. Ze bepalen ook de rente waartegen banken geld mogen lenen. Als de economie te snel groeit, verhogen ze de rente. Dat maakt lenen duurder. Mensen en bedrijven geven dan minder uit. Zo wordt de groei afgeremd. Als de economie juist langzaam gaat, verlagen ze de rente. Dan wordt lenen goedkoper en komt er meer geld in omloop. Op die manier proberen ze de economie in evenwicht te houden.
Hoe je macro-economie terugziet in het dagelijks leven
Macro-economie lijkt soms ver weg, maar je merkt het in je eigen leven. Als de inflatie stijgt, merk je dat bij de kassa. Als de rente verandert, voel je dat bij je hypotheek of je spaarrekening. Als bedrijven het moeilijk hebben, zie je dat terug in minder vacatures. En als de overheid meer geld uitgeeft aan zorg of onderwijs, zie je dat terug in de kwaliteit van diensten. Door macro-economie te begrijpen, snap je beter waarom dingen veranderen. Je begrijpt waarom de boodschappen duurder worden of waarom een lening meer kost dan een jaar geleden. Het helpt je om betere keuzes te maken. Niet alleen voor jezelf, maar ook om te begrijpen wat er speelt in het land. Zo krijg je meer grip op wat je om je heen ziet.